Interview met vrijwilliger ondersteuning thuis Joop

zondag - 3 april 2022

Vrijwilligers zijn onmisbare schakels in onze organisatie. In de serie 'Interview met' vertellen vrijwilligers over het werk wat ze doen voor onze organisatie. Deze keer vertelt Joop over zijn werk in de Ondersteuning Thuis.

 

Joop ligt er zelden wakker van: 'Voor mij is het heel vanzelfsprekend.'

 

“Wat goed dat je dit doet’, hoor ik vaak. Mensen denken dat het heel zwaar is of verheven wat ik doe. Zelf had ik ook zo’n beeld, zag het meer als stervensbegeleiding. Maar het is juist heel aards, gewoon bij iemand thuis; voor mij is het heel vanzelfsprekend. De mantelzorger gaat weg; soms moeilijk de eerste keer, dus stel je ze gerust en helpt ze de deur uit. Dan waak je bij de hulpvrager of je praat met elkaar. Dat zijn niet per se diepgaande gesprekken, maar je komt toch tot een kern die je normaal niet hebt.

 

In 2000 heb ik dit werk ook een paar jaar gedaan. Het vervulde voor mij een soort psychosociale behoefte naast mijn werk in een laboratorium. Ik heb me toen voorgenomen om het weer op te pakken als ik met pensioen zou gaan. Dat was vijf jaar geleden.

 

Heerlijk die aandacht

Ik herinner me een meneer die eigenlijk nog heel goed was en er echt klaar voor zat. Hij was als het ware aan het ‘ontvangen’. Vier uur lang heb ik met hem zitten praten. Tussendoor ben ik nog met hem gaan wandelen in de rolstoel en kon ik op adem komen. Hij vond het heerlijk die aandacht. Voor mij doodvermoeiend; heel anders dan wanneer iemand echt ziek in bed ligt.

 

Mijn zus is onlangs in Amsterdam vrijwilliger geworden bij de palliatieve thuiszorg.  Geïnspireerd door mijn ervaringen. We hadden het over de spanning die ze voelde bij haar eerste inzet; ik vertelde dat die nooit helemaal verdwijnt. Je werkt aan het front, het heeft iets avontuurlijks en elke situatie is anders.

 

Goede match

Als het enigszins kan proberen de coördinatoren een goede match te vinden. Dan zeggen ze ‘dit is echt iets voor jou, Joop’. Vaak worden we te laat ingezet. Als de mantelzorger al aan het eind van zijn latijn is. De huisarts of de wijkverpleging verwijst ze dan naar ons. Dat doen ze waarschijnlijk al eerder, maar de familie kan moeite hebben de zorg los te laten. Terwijl ze er achteraf zo blij mee zijn en zeggen ‘hadden we jullie maar eerder ingeschakeld’.

 

Ik lig er zelden wakker van. Natuurlijk, ik voel compassie, maar mensen staan ver van je af. Het is zoals het is, verdriet overkomt ons allemaal. De meesten zijn oud en hebben er vrede mee. Een inzet bij een jonge vrouw met zes kinderen is natuurlijk iets anders. Dat blijft bij je.”

 

Joop Rahder